Eve (11) belandde op straat in N’djamena. Haar oudere zus nam haar mee naar de grote stad. Hopend op een beter leven. Ook Marcelius (11) brengt veel tijd op straat door. Het lukt zijn moeder niet om de eindjes aan elkaar te knopen. De twee kinderen vinden uiteindelijk een veilige plek in het opvanghuis van partnerorganisatie Fondation Dieu Benit (FDB).
Het is een gemeenschap op zich, het gezin waar Eve (11) in opgroeit. Haar vader heeft drie vrouwen en maar liefst 31 kinderen, waarvan Eve de 25e is. Polygamie komt in bepaalde bevolkingsgroepen in Tsjaad vaker voor. Als Eve’s vader en moeder kort na elkaar overlijden, is ze net als haar broertjes en zusjes aangewezen op de zorg van de andere familieleden. Die behandelen de de kinderen niet goed.
Onvervuld
Na een moeilijke periode wordt Eve door haar oudere zus meegenomen naar Ndjamena. Hun hoop op een beter leven blijft in de hoofdstad onvervuld. Ze kunnen nauwelijks aan eten komen en gaan niet naar school. Gelukkig geven buurtbewoners hen af en toe eten, waardoor ze ternauwernood in leven blijven.
‘Hun hoop op een beter leven blijft in de hoofdstad onvervuld’
De omstandigheden waar Eve in belandt zijn helaas geen uitzondering. Veel kwetsbare kinderen in Tsjaad komen op straat terecht en zijn op zichzelf aangewezen. Voor deze kinderen wil partnerorganisatie FDB een veilig toevluchtsoord bieden.
Genoeg te eten
Ook over Eve heeft FDB zich ontfermd. In het opvanghuis is ze opgebloeid. Ze krijgt dagelijks drie maaltijden, gedijt goed tussen de andere kinderen en op school haalt ze bovengemiddelde resultaten. Ze heeft het naar haar zin in de klas en droomt ervan om later zelf juf te worden.
Net als Eve komt Marcelius (11) in het opvanghuis tot rust. ‘Mijn vader liet mijn moeder in de steek voor een andere vrouw’, vertelt hij. ‘Daardoor hadden we ineens niets meer en moest mijn moeder werken als huishoudster. Omdat ze steeds pijn in haar borst kreeg lukte dat niet meer. Ze ging olie verkopen, maar daar verdiende ze heel weinig geld mee. We aten meestal nog maar één keer per dag. Ik had bijna altijd honger. Gelukkig mocht ik samen met mijn broertjes in het opvanghuis komen wonen. Daar is altijd genoeg te eten. En er wordt veel verteld over de Heere Jezus. Ook zitten we nu op school.’